fotokopieerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·to·ko·pi·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
fotokopiëren

fotokopieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van fotokopiëren
    • Ik fotokopieerde. 
    • Jij fotokopieerde. 
    • Hij, zij, het fotokopieerde.