fosforesceert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fos·fo·res·ceert

Werkwoord

vervoeging van
fosforesceren

fosforesceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fosforesceren
    • Jij fosforesceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fosforesceren
    • Hij fosforesceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fosforesceren
    • Fosforesceert!