foltert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fol·tert

Werkwoord

vervoeging van
folteren

foltert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van folteren
    • Jij foltert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van folteren
    • Hij foltert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van folteren
    • Foltert!