fluistert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fluis·tert

Werkwoord

vervoeging van
fluisteren

fluistert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fluisteren
    • Jij fluistert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fluisteren
    • Hij fluistert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fluisteren
    • Fluistert!