flauwvalt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flauw·valt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
flauwvallen |
flauwvalt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flauwvallen
- ... dat jij flauwvalt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flauwvallen
- ... dat hij flauwvalt.