flauwvalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flauw·valt

Werkwoord

vervoeging van
flauwvallen

flauwvalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flauwvallen
    • ... dat jij flauwvalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flauwvallen
    • ... dat hij flauwvalt.