federaliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fe·de·ra·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
federaliseren |
federaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van federaliseren
- Ik federaliseer.
- gebiedende wijs van federaliseren
- Federaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van federaliseren
- Federaliseer je?