faseerde
Uiterlijk
- fa·seer·de
vervoeging van |
---|
faseren |
faseerde
- enkelvoud verleden tijd van faseren
- Ik faseerde.
- Jij faseerde.
- Hij, zij, het faseerde.
- Ik faseerde.
- Het woord faseerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.