fantaseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fan·ta·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fantaseren |
fantaseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fantaseren
- Ik fantaseer.
- gebiedende wijs van fantaseren
- Fantaseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fantaseren
- Fantaseer je?