falsifieerde
Uiterlijk
- fal·si·fi·eer·de
vervoeging van |
---|
falsifiëren |
falsifieerde
- enkelvoud verleden tijd van falsifiëren
- Ik falsifieerde.
- Jij falsifieerde.
- Hij, zij, het falsifieerde.
- Ik falsifieerde.
- Het woord falsifieerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.