falsifiëren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: falsifiëren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fal·si·fië·ren, fal·si·fi·eren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
falsifiëren |
falsifieerde |
gefalsifieerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
falsifiëren
- overgankelijk, (wetenschap) de ongeldigheid van een theorie (proefondervindelijk) aantonen
- De mechanica van Newton en de theorie van de luminifere ether werden gefalsifieerd in een experiment waaruit bleek dat de lichtsnelheid gelijk bleef in de richting waarin de aarde voortbeweegt en loodrecht daarop.
- vervalsen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- [1] falsifieerbaar
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord falsifiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "falsifiëren" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Wetenschap in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 65 %
- Prevalentie Vlaanderen 76 %