falsificeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fal·si·fi·ceert

Werkwoord

vervoeging van
falsificeren

falsificeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van falsificeren
    • Jij falsificeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van falsificeren
    • Hij falsificeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van falsificeren
    • Falsificeert!