failleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fail·leert

Werkwoord

vervoeging van
failleren

failleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van failleren
    • Jij failleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van failleren
    • Hij failleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van failleren
    • Failleert! 

Gangbaarheid