faciliteerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·ci·li·teer·den

Werkwoord

vervoeging van
faciliteren

faciliteerden

  1. meervoud verleden tijd van faciliteren
    • Wij faciliteerden. 
    • Jullie faciliteerden. 
    • Zij faciliteerden.