fabriekt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·briekt

Werkwoord

vervoeging van
fabrieken

fabriekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fabrieken
    • Jij fabriekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fabrieken
    • Hij fabriekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fabrieken
    • Fabriekt!