füwtig

Uit WikiWoordenboek

Nedersaksisch

Hoofdtelwoord

füwtig

  1. vijftig; "50", het getal tussen negenenveertig en eenenvijftig, vijf maal tien


Westfaals

Hoofdtelwoord

füwtig

  1. (Münsterlands) vijftig; "50", het getal tussen negenenveertig en eenenvijftig, vijf maal tien