extendeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·ten·deer·de

Werkwoord

vervoeging van
extenderen

extendeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van extenderen
    • Ik extendeerde. 
    • Jij extendeerde. 
    • Hij, zij, het extendeerde.