exploiteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·ploi·teer

Werkwoord

vervoeging van
exploiteren

exploiteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exploiteren
    • Ik exploiteer. 
  2. gebiedende wijs van exploiteren
    • Exploiteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exploiteren
    • Exploiteer je?