experimenteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ex·pe·ri·men·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
experimenteren |
experimenteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van experimenteren
- Ik experimenteer.
- gebiedende wijs van experimenteren
- Experimenteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van experimenteren
- Experimenteer je?