Naar inhoud springen

excuses

Uit WikiWoordenboek
  • ex·cu·ses

deexcusesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord excuus
     Ik had onmiddellijk mijn excuses moeten aanbieden, maar dat deed ik niet.[1]
     "We bieden hun onze excuses aan voor het ongemak en hopen op hun begrip", schrijft Landal Greenparks bij het bericht.[2]
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]
  1. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  2. Bronlink geraadpleegd op 11-7-2025 Weblink bron “Gedupeerde vakantiegangers in Domburg balen: 'Hebben er lang voor gespaard'” (11-7-2025), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van
excusar

excuses

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusar
vervoeging van
excusarse

excuses

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van excusarse