encanailleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·ca·nail·leert

Werkwoord

vervoeging van
encanailleren

encanailleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van encanailleren
    • Jij encanailleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van encanailleren
    • Hij encanailleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van encanailleren
    • Encanailleert! 

Gangbaarheid