encadreert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·ca·dreert

Werkwoord

vervoeging van
encadreren

encadreert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van encadreren
    • Jij encadreert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van encadreren
    • Hij encadreert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van encadreren
    • Encadreert! 

Gangbaarheid