empowert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • em·po·wert

Werkwoord

vervoeging van
empoweren

empowert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van empoweren
    • Jij empowert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van empoweren
    • Hij empowert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van empoweren
    • Empowert! 

Gangbaarheid