emotioneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • emo·ti·o·neer

Werkwoord

vervoeging van
emotioneren

emotioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emotioneren
    • Ik emotioneer. 
  2. gebiedende wijs van emotioneren
    • Emotioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emotioneren
    • Emotioneer je? 

Gangbaarheid