emmert
Uiterlijk
- em·mert
vervoeging van |
---|
emmeren |
emmert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emmeren
- Jij emmert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emmeren
- Hij emmert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van emmeren
- Emmert!
- Het woord emmert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.