Naar inhoud springen

eenwordt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·wordt

Werkwoord

vervoeging van
eenworden

eenwordt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eenworden
    • ... dat jij eenwordt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eenworden
    • ... dat hij eenwordt.