economiseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eco·no·mi·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
economiseren

economiseerden

  1. meervoud verleden tijd van economiseren
    • Wij economiseerden. 
    • Jullie economiseerden. 
    • Zij economiseerden.