dras

Niet te verwarren met: dra

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  dras    (hulp, bestand)
• IPA: /drɑs/

Woordafbreking

• dras

Woordherkomst en -opbouw

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	dras	drasser	drast
verbogen	drasse	drassere	draste
partitief	dras	drassers	-

Bijvoeglijk naamwoord

dras

1. moerassig, zompig

   • drasse gebieden zijn belangrijk voor de verscheidenheid van de planten- en dierenwereld. 

Hyponiemen

• plasdras

Afgeleide begrippen

• drasland, drassig

Gangbaarheid

• Het woord dras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dras" herkend door:

61 %	van de Nederlanders;
55 %	van de Vlamingen.

Zweeds

Uitspraak

• Geluid:  dras    (hulp, bestand)
• IPA: / drɑːs /

Woordafbreking

• dras

Naar frequentie	3815

Werkwoord

dras

1. tegenwoordige tijd aantonende wijs lijdende vorm van dra

   «Vilka kostnader kan dras ner?»

   Welke kosten kunnen worden afgetrokken?

stamtijd
infinitief	verleden tijd	supinum
dras	drogs	dragits
	volledig

Werkwoord

dras

1. overgankelijk, werkwoord met -s te kampen hebben met iets/iemand

   «Det är bra för dem som dras med skavanker.»

   Het is goed voor degenen die te kampen hebben met fouten.