doorzet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·zet

Werkwoord

vervoeging van
doorzetten

doorzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzetten
    • ... dat ik doorzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzetten
    • ... dat jij doorzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzetten
    • ... dat hij doorzet.