doorstonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·ston·den

Werkwoord

vervoeging van
doorstaan

doorstonden

  1. meervoud verleden tijd van doorstaan
    • Wij doorstonden. 
    • Jullie doorstonden. 
    • Zij doorstonden. 
vervoeging van
doorstaan

doorstonden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorstaan
    • ...dat wij doorstonden. 
    • ...dat jullie doorstonden. 
    • ...dat zij doorstonden.