Naar inhoud springen

doorleenden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·leen·den

Werkwoord

vervoeging van
doorlenen

doorleenden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorlenen
    • ...dat wij doorleenden. 
    • ...dat jullie doorleenden. 
    • ...dat zij doorleenden. 

Gangbaarheid