doorleeft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·leeft

Werkwoord

vervoeging van
doorleven

doorleeft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorleven
    • Jij doorleeft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorleven
    • Hij doorleeft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorleven
    • Doorleeft! 
  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorleven
    • ... dat jij doorleeft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorleven
    • ... dat hij doorleeft. 

Gangbaarheid