doorjoeg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·joeg

Werkwoord

vervoeging van
doorjagen

doorjoeg

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorjagen
    • ... dat ik doorjoeg. 
    • ... dat jij doorjoeg. 
    • ... dat hij, zij, het doorjoeg. 

Gangbaarheid