doofde uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doof·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitdoven

doofde uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitdoven
    • Ik doofde uit. 
    • Jij doofde uit. 
    • Hij, zij, het doofde uit. 


Gangbaarheid