domesticeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- do·mes·ti·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
domesticeren |
domesticeerde
- enkelvoud verleden tijd van domesticeren
- Ik domesticeerde.
- Jij domesticeerde.
- Hij, zij, het domesticeerde.
- Ik domesticeerde.