dobbelte

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • dob·bel·te

Bijvoeglijk naamwoord

dobbelte, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van dobbelt

dobbelte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van dobbelt


Noors

Woordafbreking
  • dob·bel·te
Naar frequentie 11734

Bijvoeglijk naamwoord

dobbelte, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van dobbelt

dobbelte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van dobbelt


Nynorsk

Woordafbreking
  • dob·bel·te

Bijvoeglijk naamwoord

dobbelte, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van dobbelt

dobbelte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van dobbelt