diversifieert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·ver·si·fi·eert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
diversifiëren |
diversifieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diversifiëren
- Jij diversifieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diversifiëren
- Hij diversifieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van diversifiëren
- Diversifieert!