diversificeren
Uiterlijk
- di·ver·si·fi·ce·ren
diversificeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
diversificeren |
diversificeerde |
gediversificeerd |
zwak -d | volledig |
- spreiding aanbrengen waardoor variatie ontstaat
- Een bedrijf kan zich specialiseren op één product, maar vaak is het verstandig om de productie iets meer te diversificeren.
- Je kunt het beste je aandelenbezit diversificeren.
- Het woord diversificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.