dissipeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·si·peer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dissiperen |
dissipeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissiperen
- Ik dissipeer.
- gebiedende wijs van dissiperen
- Dissipeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissiperen
- Dissipeer je?
Gangbaarheid
- Het woord dissipeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.