dispenseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·pen·seert

Werkwoord

vervoeging van
dispenseren

dispenseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dispenseren
    • Jij dispenseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dispenseren
    • Hij dispenseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dispenseren
    • Dispenseert!