diplomeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·plo·meer

Werkwoord

vervoeging van
diplomeren

diplomeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diplomeren
    • Ik diplomeer. 
  2. gebiedende wijs van diplomeren
    • Diplomeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diplomeren
    • Diplomeer je? 

Gangbaarheid