dilateer
Uiterlijk
- di·la·teer
vervoeging van |
---|
dilateren |
dilateer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dilateren
- Ik dilateer.
- gebiedende wijs van dilateren
- Dilateer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dilateren
- Dilateer je?
- Het woord dilateer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.