digt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • digt

Werkwoord

vervoeging van
diggen

digt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diggen
    • Jij digt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diggen
    • Hij digt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van diggen
    • Digt! 

Gangbaarheid