dicteet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dic·teet

Werkwoord

vervoeging van
dicteeën

dicteet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dicteeën
    • Jij dicteet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dicteeën
    • Hij dicteet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dicteeën
    • Dicteet!