dichtknoopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·knoopt

Werkwoord

vervoeging van
dichtknopen

dichtknoopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtknopen
    • ... dat jij dichtknoopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtknopen
    • ... dat hij dichtknoopt.