diagnosticeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·ag·nos·ti·ceer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
diagnosticeren |
diagnosticeerden
- meervoud verleden tijd van diagnosticeren
- Wij diagnosticeerden.
- Jullie diagnosticeerden.
- Zij diagnosticeerden.
- Wij diagnosticeerden.