devieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·vi·eert

Werkwoord

vervoeging van
deviëren

devieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deviëren
    • Jij devieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deviëren
    • Hij devieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van deviëren
    • Devieert!