determineer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ter·mi·neer

Werkwoord

vervoeging van
determineren

determineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van determineren
    • Ik determineer. 
  2. gebiedende wijs van determineren
    • Determineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van determineren
    • Determineer je?