destrueert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·tru·eert

Werkwoord

vervoeging van
destrueren

destrueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van destrueren
    • Jij destrueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van destrueren
    • Hij destrueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van destrueren
    • Destrueert!