desoriënteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·oriën·teert, des·ori·en·teert

Werkwoord

vervoeging van
desoriënteren

desoriënteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desoriënteren
    • Jij desoriënteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desoriënteren
    • Hij desoriënteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van desoriënteren
    • Desoriënteert!