desorganiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·or·ga·ni·seert

Werkwoord

vervoeging van
desorganiseren

desorganiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desorganiseren
    • Jij desorganiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desorganiseren
    • Hij desorganiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van desorganiseren
    • Desorganiseert!